Hoe klimaatbeleid de oorlogsdansen tegen Iran verklaart
20190618 KLIME Hoe klimaatbeleid de oorlogsdansen tegen Iran verklaart VT
Aviel Verbruggen, emeritus hoogleraar Universiteit Antwerpen.
De mensen geschiedenis bestrijkt alle registers van prachtige kunstwerken en opbeurende samenwerking tot afschuwelijke vernielingen en oorlog stokerij. De laatste jaren is dit uitvergroot in de MONA (Midden-Oosten, Noord-Afrika) regio. De bakermat van de Westerse beschaving kreeg het hard te verduren. Nu is Iran, het land van poëzie, tapijtkunst, prachtige gebouwen, weer aan de beurt (na de aanval door Sadam Houssein in 1980-1988, gesteund door de VSA). De VSA, Saoedi Arabië (SA) en Israël zoeken de stokken bijeen om de ruggengraat van Iran te breken. Incidenten en aanvallen op tankschepen vinden plaats in de straat van Hormuz, onder het alom aanwezige oog van de Amerikaanse troepenmacht die de grenzen van Iran bewaakt.
De feiten van beschadigde schepen zijn echt, bevestigd door alle verslaggevers en landen in de regio. Wie de schade veroorzaakte is voorlopig onduidelijk, want de daders eisen hun daden niet op. Dit gebeurt meer bij misdaden. De Romeinen ondervonden dit ook, en volgden bij gerechtelijk onderzoek de leidraad “Is fecit cui prodest” (wie er belang bij heeft, heeft het gedaan).
Iran als uiterst verzwakte partij heeft er geen belang bij. Iran vraagt dat gesloten akkoorden worden nageleefd, om olie en tapijten te kunnen uitvoeren, want de jonge opgeleide bevolking wenst werk in eigen land. Wie heeft welk belang bij de oorlogsvoering tegen Iran? Wellicht zijn er veel factoren te melden. Je kan zelfs teruggaan tot de duizendjaren oude spanningen tussen de volkeren aan beide kanten van de Perzische Golf. Maar het meest verklarend zijn de hedendaagse verstrengelingen van financieel-economische en politiek-militaire belangen. Deze zijn verwarrend, en dwingen te zoeken naar hoofdlijnen, zoals:
- Klimaatstabiliteit vereist de totale, nabije (maximum 20 jaar) ban op het gebruik van fossiele brandstoffen, of: steenkolen, aardolie, aardgas in de grond houden.
- Sinds de eeuwwisseling versterkt de coalitie, geleid door de VSA met SA, de emiraten en Bahrein, gericht op de mondiale controle van de olie&gas markten. Deze coalitie wil het leeuwendeel van de – noodzakelijk krimpende – markt bezetten, en olie& gas verkopen aan hoge prijzen. SA kan zo olie winsten boven de $100 miljard/jaar boeken, en tientallen miljarden aan wapentuig blijven besteden. De duurdere VSA olie&gas winning blijft afgeschermd van mondiale concurrentie.
- Hoge prijzen wegen zwaar op de olie&gas invoerlanden uit het Oosten (Japan, China, e.a.) en Europa. Zij betalen de hoge rekeningen.
- Hoge prijzen kunnen maar blijven duren als olie&gas leveringen van de vele goedkope leveranciers uit de markt worden gehouden of gejaagd.
- Hier schieten economische middelen tekort, en zet de coalitie het politiek-militaire arsenaal in: embargo’s, interne conflicten, burgeroorlogen, invasies tegen onwillige landen en politici, zoals Iran, Irak, Libië, Soedan, Venezuela, Rusland, …. Bv. de VSA zet de klem op Europa om het dure ‘vrijheid’ schaliegas te kopen, o.a. door de Noordstroom gaspijplijn Rusland-Duitsland te dwarsbomen.
De oorlogsdreiging versterkt het Ayatollah bestuur in Iran. De meerderheid van het Iraanse volk is dat bestuur beu; het sabelgekletter fnuikt de groei van het democratische alternatief.
De VSA haviken willen zich in de geschiedenis wurmen met hun eigen oorlog. Zoals voorgaande oorlog stokers moeten ze een alibi vinden: NAZI Duitsland ontketende de tweede wereldoorlog op 1 september 1939 met een in scène gezette Poolse aanval op een Duitse grenspost; de VSA invasie van Vietnam werd opgehangen aan het Tonkin incident in 1964; de leugenopbouw over Sadam’s fictieve massa vernietigingswapens in 2003 sleurde de Irak oorlog op gang. Een gelijkaardige constructie wikkelt zich nu af om Iran te kunnen aanvallen.
Of het tot een uitgebreide oorlog komt is niet zeker. Voor de financieel-economische belangen van de gas&olie coalitie volstaat de algehele isolering van Iran en het volledig uitschakelen van haar olie&gas uitvoer.
Voor de wapenindustrie mag het iets meer zijn. In de wereldwijde militaire uitgaven van $1822 miljard (2017), staan op het conto van de VSA $649 miljard (36%); SA besteedt in 2018 $67,8 miljard; het zogenaamd agressieve 80 miljoen inwoners tellende Iran $13,2 miljard; het veel kleinere Israël $15,9 miljard (bron SIPRI). Het wapentuig van Iran is hoofdzakelijk verdedigend, zoals de kleine bootjes waarmee een groepje amateurs een zogenaamde plak mijn gingen ophalen onder het oog van een VSA oorlogsschip. Het zou onderdeel van een komische voorstelling kunnen zijn, met Bolton in de hoofdrol.
Maar dat is het niet: tot de tanden bewapende landen die internationale verdragen en instellingen (zoals de VN) minachten, internationale resoluties aan hun laars lappen, zelf ‘preventieve’ geheime of openlijke invallen organiseren in soevereine landen, apartheidsdenken en regimes cultiveren, zijn een gevaarlijk mengsel voor de wereldvrede. Voorbeelden uit de vorige eeuw moeten hier tot lering strekken. Met een overhangende klimaatverandering, kunnen oorlogen de ondergang alleen maar versnellen.
Het monopolie van de US dollar als wereldmunt verdwijnt best zo snel mogelijk. Afdreiging door sinistere figuren in het Witte Huis zouden dan minder effect hebben. Het in 1992 algemeen aanvaarde paradigma van Duurzame Ontwikkeling is de beste toetssteen voor vooruitgang van de wereldwijde mensheid. Dit praktisch toepassen geeft houvast, zoals om de hernieuwbare energie transformatie vele keren te versnellen.
20190204 Hoe het opbloeiende klimaatdebat verstevigen?
20190211 Discussie over nucleaire centrales: ja graag!
De laatste bon-ton in de Vlaamse pers is de aanklacht dat ‘heel de discussie over kernenergie, over de nieuwe generatie kerncentrales, blijkbaar niet gevoerd mag worden’ (Pieter De Crem), vanwege ‘ een irrationele houding tegenover kernenergie’ (Paul De Grauwe). Enerzijds, is de vaststelling juist dat er in Vlaanderen (België) geen rationele discussie over kernenergie plaats vindt. Anderzijds, is het zwartepieten van klimaatbetogers en groene partijen geen goed begin om een rationeel debat gericht op een betere besluitvorming op gang te brengen.
Wetenschap en politieke besluitvorming
Cruciale besluitvorming in Belgisch energieland (bv. expansie van het nucleaire park in de jaren 1980; sluiting van de steenkoolmijnen in 1989; subsidies aan hernieuwbare elektriciteit over 2002-2013) waren momenten van confrontatie tussen onafhankelijke wetenschappelijke analyse en gevestigde economisch-financiële belangen met hun politieke vertolkers. Toch kon wetenschap gesteund op feiten en analyse, de nucleaire expansie afremmen en koolputtensubsidies omzetten naar een toekomstfonds voor Limburg. Echter, in 2008 wimpelde toenmalig minister Crevits wetenschappelijke studies opzij met leugentjes en gekeuvel over de fantastische Vlaamse Groene Stroom Certificaten (beter dan “de grote Duitse gok”); de rekening van haar lichtzinnigheid bedraagt miljarden euro (vandaag nog koren op Bart De Wever’s molen om groene stroom te bekampen).
Hoe gaan Vlaamse politici vandaag om met wetenschappelijke kennis en analyse die onbehaaglijk is voor gevestigde economisch-financiële belangen?
Een echt debat mijden, kan als volgt: aanvaard enkel studies binnen het eigen politieke denkkader, desnoods geleverd op bestelling; hecht waarde aan uitspraken van media-populaire figuren die oreren buiten het eigen vakgebied; geloof fictieverhalen van doortrapte lobbyisten; elimineer onafhankelijk denkende wetenschappers. Deze ingrepen zijn schering en inslag in het aanslepende getouwtrek over de toekomst van de kernenergie in België, maar ook in enkele andere landen en op mondiale schaal.
De ULCC van de kernenergie
ULCC = Ultra Large Crude Carrier, ruwe olie tanker van 500,000 dwt (ton). In de jaren 1950/60 was kernenergie de absolute favoriet van wetenschap, industrie, politiek, gevolgd door een beduusd publiek. De aangekondigde energietransitie was eenvoudig: alles op elektriciteit voor iedereen, geleverd door propere, veilige, goedkope kerncentrales. De subsidiestromen voor onderzoek, demonstratie, proefprojecten, waren onuitputtelijk. ‘Atoom’ was in alles wat maar enigszins meetelde: EURATOM, het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), het Atomium in Brussel (expo 1958). Het vooruitgangsgeloof domineerde kritische vragen, zoals: Wat met atoomafval? Wat met zware accidenten? Wat met de verspreiding van atoomwapens? Antwoorden waren even onwetenschappelijk als simpel: lossen we later wel op, risico’s is meer angstgevoel dan echt, het promotieorgaan IAEA zou ook de verspreiding van atoomwapens voorkomen.Ik moet me hier beperken tot twee vaststellingen. Ten eerste, mythevorming speelt een grote rol in het ontstaan en bestaan van de kernenergie. Ten tweede, de massale subsidiegelden hebben een vloot van reuzentankers met vet betaalde bemanningen in de vaart gebracht. Ondanks de schipbreuk van vele tankers, blijft de IAEA rederij functioneren. In landen met een atoomenergie erfenis, draaien de oude centrales zolang ze kunnen, en zoeken de nucleaire subsidie verslaafden wegen om rijkelijk te blijven leven. Zo ook in België waar de overheid praktisch haar gehele budget voor energieonderzoek spendeert aan MYRRHA (Studiecentrum voor Kernenergie). De factuur is nu al opgelopen tot 1,6 miljard euro, terwijl geen enkel land wilt deelnemen aan het fantasierijke project.
Geen debat maar propaganda overheerst
Het verhaal van de kernenergie kent drie grote golven. De eerste van de onbegrensde hemel (1953-1973) kreeg al snel zand in de raderen door vele incidenten en een kernsmelting in de VSA kweekreactor (Fermi, Michigan, 1966).
De sterke tweede boost kwam door de oliecrisis van 1973, maar werd in de flank getroffen door ernstige accidenten (Browns Ferry brand in 1975, Three Miles Island kernsmelt in 1979, Tsjernobyl catastrofe in 1986) en door grote problemen en kosten bij de bouw van centrales. Hoewel de Belgische centrales behoorden tot de minst problematische in de wereld, zat de klad in de sector: veilig en goedkoop bleek niet te combineren. De oliecrisis was opgelost door meer energie efficiëntie, en aan de horizon verschenen hernieuwbare energie (wind, PV).
Tijd voor de derde mythe: kernenergie is nodig in de strijd tegen de klimaatverandering. De nucleaire troepen werden gebundeld onder de vlag van de ‘Nucleaire Renaissance’. Maar dit sloeg toch niet echt aan. In België werd in 2003 zelfs een wet gestemd om nucleaire centrales na 40 jaar dienst op pensioen te sturen. In de zomer van 2007 werd de propaganda machinerie van het Nucleair Forum (NF) in hoge versnelling gezet, volgens een draaiboek opgesteld door Saatchi&Saatchi, topexperts in het verkopen van illusies. Essentieel in de aanpak: verdwaas de zwijgende meerderheid van de bevolking, en elimineer de onafhankelijke minderheid, geïnformeerd over kernenergie en bereid tot publiek debat. Mensen met inzicht in media en beïnvloeding schatten de impact van de NF campagne als zeer groot, en ik moet grif toegeven dat hun inschatting juist is.
Maar de feiten blijven het sterkst
Het atoomverhaal is geschreven: wie de moeite doet informatie erover te zoeken kan ze ook vinden. De technologie is uitgebeend: thorium is een Loch Ness verhaal, plannen voor kleine modulaire reactoren zijn gebaseerd op mislukte technieken en, in het zeer onwaarschijnlijke geval ze er toch zouden komen, zullen ze de atoomproblemen ten allen kante verspreiden. Debat is OK, maar stop a.u.b. niet nog meer belastingengeld in nucleaire ULCCs en kleinere varianten.
Graag bied ik mijn dossiers vol informatie aan voor een wetenschappelijk gefundeerd, publiek debat over kernenergie.
Aviel Verbruggen, Universiteit Antwerpen, onderzoeker en lesgever over energie- en milieuvraagstukken [1974-2019]; IPCC-lid [1998-2014] www.avielverbruggen.be
20190211 ATOOM Discussie over nucleaire centrales VT
20190204 Hoe het opbloeiende klimaatdebat verstevigen?
Aviel Verbruggen, energie- en milieueconoom, emeritus Universiteit Antwerpen
Dezer dagen verschijnen veel gepubliceerde beschouwingen en opinies over het te voeren klimaatbeleid, met onvermijdelijk het energiebeleid als speerpunt. Energie is mijn vak. Als burger boeit me ook het (niet) gevoerde beleid en hoe het beter kan.
In 1999 voorzag de Vlaamse Regeerverklaring “Beter Bestuurlijk Beleid”, met een sterke afbouw van de ministeriële kabinetten als belangrijke ingreep. Voeren van strategisch beleid met wisselende ministeriële kabinetten is de kwadratuur van de cirkel. Het in 1999 aangekondigde beter bestuur is in de Vlaamse klei blijven steken, vergelijkbaar met wat de “kracht van verandering” teweeg brengt dezer dagen: de politieke benoemingen kregen een andere kleur. De kabinetten floreren als nooit tevoren, gereflecteerd in de afwezigheid van strategisch beleid in de Vlaamse (alsook Belgische) politiek. Om de vijf (vier) jaar komen er nieuwe kabinetten, gevuld met ambitieuze, alwetende machtuitoefenaars. Meestal beginnen ze met de tabula rasa van wat de vorige jaren werd gebricoleerd, om zelf iets ineen te flansen meer naar de smaak van de achterban. Dit is een verspilling van de hoge taks bijdragen die burgers in de schatkist (moeten) storten. Erger: het ontbreken van een sterk overheidsbeleid maakt het eenvoudig voor de lobbyisten van de geldcentra om te scoren. Goede connecties met politici maakt hun job nog gemakkelijker. Nog erger: voor de grote uitdagingen van onze tijd – klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, energietransitie, e.d. – is de Vlaamse (Belgische) politieke klasse een maat te klein.
Deze bevinding is alarmerend voor de protesterende leerlingen die veel appels richten aan de politici. Hoewel, de leerlingen leren snel bij en hebben enkele ministers al behoorlijk op hun plaats gezet.
Wat nu met het klimaatbeleid in de Vlaamse politieke realiteit?
Verschillende opinies bevolken het debat. M. Claeys & L. Huyse (DS, 2 februari) verwachten veel van de uitbreiding en versterking van de burgerdemocratie. In de energietransitie is deze ook springlevend en groeiend in de Vlaamse steden en gemeenten. Maar tegenwerkende of destructieve initiatieven op hogere echelons van de maatschappelijke structuren kunnen veel goeds tegenhouden of geheel wegvegen zoals een orkaan het werk van jaren wegblaast. Stimulerende initiatieven kunnen ondersteuning en middelen verschaffen. Afstemming tussen burgerinitiatieven en formele instanties is van belang.
- Rummens (DS, 4 februari) houdt de burgerdemocraten bij de les door te verwijzen naar de parlementaire structuren waarin de kiezer macht uitoefent door de gewenste politici aan de macht te helpen. Zijn kritiek op het idealistisch denken van de burgerdemocraten, maakt minder indruk als hij zelf vervalt in een idealistisch, irrealistisch beeld van de parlementaire democratie en partijpolitieke strijd in Vlaanderen (België).
- Rosier (DS, 4 februari) tilt het debat op tot het ethische niveau, waarop het leerlingen protest de facto opereert. Plichten en waardigheid moeten voorgaan op een eenzijdig vastklampen aan rechten en eigenbelang. Hij raadt aan weer Kant te gaan lezen, zoals P. Verhaeghe (DeWereldMorgen, 30 oktober 2018) aanraadt weer Aristoteles te lezen. Het publieke belang van een samenleving is het veiligst bewaakt door de ethische rede.
Tenslotte inspireert L. Nijs (DS, 4 februari) het klimaatbeleid vanuit zijn rijke ervaring in de financiële wereld. Een lijst van fouten die het klimaatbeleid kan maken, eindigt met een duidelijke verwittiging tegen de invloed van intens lobby werk dat het beoogde resultaat van een willende parlementaire democratie duchtig kan verknoeien.
Krachten buiten het Vlaams beleid
De Vlaamse (Belgische) politieke prestaties zijn niet geruststellend voor wie belang hecht aan klimaatbehoud. De vele burgerdemocratie initiatieven kunnen het alleen ook niet redden. Het mondiale klimaatbeleid is gesteund op intenties en vrijwilligheid. Het Europese beleid is praktisch platgewalst door tienduizenden lobbyisten, waarvan een belangrijk deel in Brussel vertoeven.
Waar is er dan nog licht te vinden? Naast de lectuur van Kant en Aristoteles, raad ik aan de technologische ontwikkelingen van hernieuwbare energie van nabij te volgen. Als we onze ogen openen zijn wij allen getuige van de meest hoopgevende technologische revolutie sinds het bestaan van de mensheid. Alleen, moet de mens zijn plaats kennen: leven van en met de natuur in plaats van roofzuchtige vernietiging.
De protesterende leerlingen werken aan de oprichting van een “wetenschappelijk klimaatpanel”, een groots, dus gevaarlijk, experiment. Hierbij is strategisch beleidsdenken onmisbaar. Het vereist bepaalde essentiële attributen, zoals:
- Visie en missie (bepalend voor de lange-termijn doelrichting met bakens en randvoorwaarden)
- Continuïteit vanuit het verleden naar de toekomst, door het nemen van tijd-sequentieel gepaste beslissingen (voorziend en planmatig rekening houden met onzekerheid, onomkeerbaarheid en onherroepelijkheid)
- Passende beslissingen zijn toetsbaar met een diepgaande kennis van de eigen sterkten en zwakten in een context van kansen en bedreigingen.
- De elementaire cyclus (Weten waar men staat? Wat men wilt? Wat men doet? Is er vooruitgang op de doelrichting?) structureert het handelen. De klimaatconferentie van 2018 (COP22) heeft deze cyclus geadopteerd onder de naam Talanoa dialoog.
20190129 Belgisch nucleair surrealisme
20190128 Belgisch nucleair surrealisme
Aviel Verbruggen, emeritus Universiteit Antwerpen
Zondag 27 januari 2019: Brussel ontvangt weer een klimaatmars in haar straten. Minstens 70000 mensen van jong tot oud spenderen hun vrije dag. Met creatieve, zelfbedachte boodschappen delen ze mee hoe ernstig ze het klimaat nemen. Een levendig contrast met de steriele verhalen die de traditionele media blijven opdissen. Zo is er weer gepraat over kernenergie, zonder verwijzing naar de vele feiten, ervaringen, en te trekken lessen uit haar 65-jarige parkoers. Niet (willen) weten verhult de aaneenschakeling van technische, economische, en accidentele mislukkingen, gerekt door ongeëvenaarde stromen subsidies uit de staatskassen. Door negatie of vergoelijking van de nucleaire geschiedenis en van de reële toestand waarin de technologie zich vandaag bevindt, kan kernenergie zich vandaag weer voorstellen als veelbelovende adolescent die een nieuwe kans verdient. De nieuwe kans kost de samenleving vreselijk veel geld, tijd en aandacht, die dringend nodig zijn voor een speerpunt aanpak van de klimaatproblemen.
Elke geloofsbelijdenis die de nucleaire brokkenrit kan verlengen, krijgt uitbundige mediabelangstelling. Zie de 27 januari belijdenis van Paul De Grauwe, wiens energie-economische expertise een grote onbekende is. Geloofsbelijdenissen zijn onbetrouwbare bakens om beleid op te bouwen.
Deze bijdrage behandelt twee artikels uit de gedrukte pers over kernenergie, waarop aanvulling en commentaar nodig zijn. Feiten kennen is belangrijk om klimaatbeleid doeltreffend, doelmatig en vooruitstrevend te ontwikkelen.
De Tijd
De Tijd (19 januari 2019) bevat een pagina ‘De nucleaire renaissance loopt vast’. T. Steel documenteert goed het wee van de EPR (European Pressurized Reactor, zogenaamde GEN III+ technologie) projecten in West-Europa. Vooral de nu voor iedereen erg zichtbare kostprijs van de atoomkerncentrales maakt dat alleen financiële kamikazes nog nieuwe centrales overwegen. Zelfs hoge prijsgaranties door de UK-regering aangeboden, kunnen multinationals niet meer verleiden tot het nucleaire avontuur. Toshiba, Hitachi, e.a. volgen het voorbeeld van Siemens, en bouwen hun nucleaire activiteiten af.
Forum voor het Nucleair Forum (NF)
- Steel laat dan het Nucleair Forum (NF) uitgebreid aan het woord, zonder kritische duiding van NF beweringen als: “zowel de EU als het IPCC (het klimaatpanel van de VN, red.) zegt dat kernenergie noodzakelijk is om de gewenste CO2-uitstootreductie te realiseren.”
Inderdaad, gedeelten van de Europese Commissie (waaronder EURATOM) promoten nucleaire energie, maar de EU kan geen positie over de noodzakelijkheid van kernenergie innemen omdat lidstaten als Denemarken, Duitsland, Oostenrijk deze bewering ontkrachten en dus niet onderschrijven.
IPCC en de atoomkernenergie
De nucleaire positie van IPCC is een verhaal apart, en bijzonder leerrijk om de macht en werking van de nucleaire lobby te begrijpen. Ik bespreek de IPCC rapporten na 2010, die iets te maken (kunnen) hebben met atoomkernenergie.
Het Speciale Rapport over hernieuwbare energie en klimaatverandering (2011) zette kernenergie als optie opzij, en toonde aan dat hernieuwbare energie ruimschoots het technisch en economisch potentieel bezit om alle energie te leveren die mensen op aarde behoeven. Met andere woorden: kernenergie is overbodig.
Het 5de assessment rapport (2014) besteedt korte passages aan kernenergie (Werkgroep 3, Hoofdstuk 7). De passages reflecteren de standpunten van het mondiale nucleaire promotieorgaan IAEA (Internationaal Atoom Energie Agentschap) en van het NEA (Nucleaire Energie Agentschap), met uitsluiting van de meeste peer-reviewed publicaties[i] die de problematische feiten en eigenschappen van kernenergie belichten. Hier schiet IPCC in eigen voet, want IPCC’s kernopdracht is alle beschikbare (en zeker alle peer-reviewed) literatuur evalueren, en in het assessment rapport verwerken. Deze echte IPCC-gate (in Werkgroep 3) krijgt geen aandacht in de wereldpers, die in 2009-2010 een ‘climategate[ii]’ opbouwde om de hardwerkende klimatologen (Werkgroep 1) verdacht te maken na het hacken van hun mailbox. Een interessante illustratie van hoe traditionele media informatie filteren en aanwenden om gevestigde belangen te dienen.
Het nucleair promotieorgaan IAEA (een in 1957 opgerichte intergovernmental VN organisatie) bewaakt haar invloed over het klimaatbeleid. Een van de zeldzame concrete artikels in het Parijs akkoord (artikel 16§8, 2015) regelt expliciet de aanwezigheid van IAEA op de jaarlijkse klimaatconferenties.
Het IPCC blijft bij het drieluik mantra dat CO2 emissiereductie mogelijk is door “hernieuwbare energie, atoomenergie, en Koolstof Opvang & Opslag”. Dit is niet zeggen dat “kernenergie noodzakelijk” is; indien IPCC dit zou zeggen, overschrijdt IPCC haar mandaat, waarin “beleid-voorschrijvend” (policy prescriptive) tekst en uitspraken absoluut verboden zijn.
Hoofdstuk 4 van het IPCC Speciaal Rapport 1.5°C (2018) bevat een sectie 4.3.1 over Energie Systeem Transities, met een bladzijde over kernenergie. De vage en misleidende tekst negeert opnieuw de wetenschappelijke literatuur, en lijkt enkel bedoeld om het drieluik mantra te kunnen behouden. Dit mantra beveiligt het verspreiden van atoomenergie propaganda.
Veel van de IPCC bevindingen over klimaatbeleid resulteert uit schattingen met behulp van Integrale Assessment Modellen[iii] (IAM). Eigen aan deze modellen is de erg vereenvoudigde modellering van elektriciteitsopwekking in geïntegreerde systemen. Daardoor komt de incompatibiliteit[iv] van een volle hernieuwbare energie ontplooiing met de positie van atoomkerncentrales niet tot uiting. Elektriciteitsopwekking uit zon en wind is niet flexibel (tenzij de uitschakeling ervan); atoomkerncentrales zijn nog minder flexibel want willen geen uitschakeling ondergaan. De twee antagonisten claimen de stoelen op de eerste rij in de elektriciteitslevering. Wie de eerste stoelen bezet, ondermijnt de financiële rendabiliteit van de andere.
Duidelijkheid over de antagonistische kenmerken en relaties van duurzame hernieuwbare elektriciteit en van niet-duurzame atoomkernstroom, is nodig om nu een duidelijke keuze te maken tussen de twee. Zonder deze keuze zal veel tijd en geld worden verspild. Wanneer alle beschikbare feiten en ervaringen over kernenergie op een onafhankelijke wijze worden onderzocht en geëvalueerd, zijn de laatste dagen van dit rampzalig avontuur geteld.
De Standaard
“In het energiedebat beschikt voorlopig niemand over een geruststellend plan dat betaalbaar, zeker en duurzaam is, zegt Bart Sturtewagen”, hoofdcommentator van De Standaard (25 januari 2019, p.28), onder de titel “De echte ecorealiteit”.
Het artikel wordt opgeleukt met een vervorming van het kenmerkend logo van de anti-atoomenergie beweging met de tendentieuze tekst “Kernernergie ? Nou vooruit dan maar als – het echt niet anders kan – tot we iets beters hebben”. Nucleair surrealisme om de lezer warm te maken voor een nonsens verhaal.
Onze vraag is: Is de “echte ecorealiteit” geserveerd door Bart Sturtewagen (BS) wel echt? Of slaat hij nogal wat ballen mis, eindigend in een mistig verhaal zonder stelligheid? Bekijken we dit even van nabij.
De drie doelstellingen van het EU energiebeleid
In het midden van het artikel, duiken de drie doelstellingen van het EU energiebeleid op: “bevoorradingszekerheid, betaalbaarheid en duurzaamheid”. Zoals anderen hem voorgingen, geeft BS daar zijn eigen inhoud aan: “Met andere woorden: het licht mag niet uitgaan, de prijs moet redelijk zijn, en milieu en klimaat mogen niet overbelast worden.” Deze interpretaties bevatten veel onnauwkeurigheid en reductie:
(1) bevoorradingszekerheid (security) is niet hetzelfde als “het licht mag niet uitgaan” (reliability); Security gaat over de verzekerde toegang tot bronnen van energie
(2) wat is “een redelijke prijs” voor wie? In EU discussies verschuift ‘affordability’ naar ‘competitivity’ met het accent op lage energieprijzen voor de industrie
(3) duurzaamheid (sustainability, sustainable development) reduceren tot “milieu en klimaat niet overbelasten”, is een foute en onterechte reductie, die de atoomkernenergie permanent hanteert. ‘Echte’ duurzaamheid omvat vier dimensies: Politics, People, Prosperity, Planet.
Ook de onderlinge verhouding van de drie doelstellingen is van belang, maar komt in het artikel niet aan bod. De gangbare beeldvorming is ieder doel tegenover de twee andere te plaatsen, wat uitmondt in een ‘trilemma’: wie van het een meer wil, moet inleveren op de andere. Dit is een foute benadering die patstellingen stimuleert. Met de correcte, volle inhoud voor iedere doelstelling, is hun onderlinge verhouding een cascade: eerst duurzaamheid, vervolgens zekerheid, dan betaalbaarheid. Hoe duurzamer, des te zekerder zijn de bronnen, en des te betaalbaarder wordt energie voor allen.
Als de drie energievormen atoomkernstroom, fossiele brandstoffen, en hernieuwbare energie uit natuurstromen (wind, licht, water, geothermie), een duurzaamheidsevaluatie ondergaan, slaagt enkel hernieuwbare energie.
De toegang tot hernieuwbare energiebronnen uit de omgeving is zeker, maar de natuur bepaalt zelf hoeveel een bron op bepaalde tijdstippen aanbiedt. De mens moet creatief zijn om de geschikte technieken in te zetten om energie te oogsten, op te slaan, te verhandelen, en te gebruiken. Door technologisch vernuft, door vasthoudend beleid van Duitsland en Denemarken, en door de Chinese massa productie is elektriciteit uit de natuurstromen sinds 2015 structureel goedkoper dan alle vormen van thermische elektriciteit uit atoomkern en fossiel gestookte centrales.
Deze troef is nu verder te verzilveren met technieken om ons energiegebruik beter aan te passen aan de zekere maar variabele leveringen door de natuur.
BS heeft hier andere meningen over, bv. “fossiele brandstoffen zijn betrouwbaar”. Hoezo? De pers schreeuwt regelmatig over onbetrouwbaar Russisch aardgas, onoverzichtelijke geopolitieke conflicten in regio’s en landen waar de olie vandaan komt (voeg Venezuela bij het Midden-Oosten en Noordelijk Afrika).
Zijn bezwaar dat “hernieuwbare bronnen zoals wind en zon (…) bieden nog te weinig bedrijfszekerheid”, ziet hij wel wegvallen in de toekomst, maar hij zet er geen termijn op. Indien hij de redelijke termijnen had onderzocht, valt de bodem uit zijn opgespannen verhaal.
Want de volgende zin “Daarom komt kernenergie weer op de voorgrond, hoewel deze keer in een bescheiden rol (…)” past maar in het opgezette verhaal als de spectaculaire innovaties in batterijen (ook deze in voertuigen), in vraagsturing, in PV, wind, water energie, plots zouden stilvallen. Maar doel van het artikel is de zogenaamde ecorealisten terug in het debat te plaatsen om een mistig verhaal over “Dromers vs. Ontkenners” uit te rollen.
Dromers vs. Ontkenners
BS stelt: “De vooruitgang van hernieuwbare energieproductie is spectaculair, maar nog onvoldoende en onvoldoende zeker.” Wat is ‘onvoldoende en onvoldoende zeker’? Op welke cijfers en argumenten steunt dit? ’Slaat ‘vooruitgang’ op technologische innovatie dan wel op de toepassing ervan?
Beide zijn in volle exponentiële groei; wie exponentiële groei begrijpt, weet hoe snel die gaat. Even verpozen bij het onfortuinlijke lot van de uitvinder van het schaakspel. Zijn uitvinding werd hoog geprezen, en hij mocht een grote beloning vragen aan de sjah. De slimme uitvinder plaatste een graankorrel in het eerste vakje, twee in het tweede vakje, vier in het derde, en vroeg de verder verdubbeling over alle vakjes. De sjah dacht dat hij er goedkoop van af kwam, tot hij leerde dat alle graanschuren van zijn rijk niet zouden volstaan om de eindhoeveelheid te leveren. De sjah liet daarop de uitvinder terechtstellen.
De exponentiële groei van hernieuwbare energie technologie en productie is geen droom, maar een vaststelling van feitelijke ontwikkelingen.
BS: “Kernenergie maakt haar beloften van rendabele veiligheid door nieuwe technologie nog steeds niet waar.” Dit is een hilarische understatement, na een atoomkern brokkenrit van 65 jaar gebroken beloften, accidenten en catastrofes, zodanig hoge kosten dat geen enkele nucleair project ooit nog de concurrentie met wind en zon aankan. Om de opzet van het artikel te bereiken, wordt aan de ongefundeerde statement hetzelfde gewicht toegekend als aan de insinuaties over onvoldoende hernieuwbare energie.
Uit de twee dubieuze proposities, volgt dan het besluit: “Er is dus, aan weerszijden van het debat, geen plaats voor stelligheid.” Deze zelfgecreëerde beeldvorming is allesbehalve “de echte ecorealiteit”.
Maar “We mogen de hoop niet opgeven dat technologische innovatie soelaas biedt” (Welke technologieën? Wanneer? Hoe?). Waarom moeten we hopen op iets dat al op volle kracht is gekomen, niet meer te stuiten is, duurzaam is en met de dag goedkoper.
Waarom moeten we nog hopen op technologische mislukkingen, niet duurzaam, beladen met risico’s en steeds duurder? Waarom lezers bestoken met de fata morgana van Koolstof Opvang & Opslag bij elektriciteitscentrales en van toekomstige atoomkernenergie?
Als venijn in de staart stelt BS dat “tot dusver is niet gebleken dat pure marktkrachten of sturend politiek beleid in staat zijn die ontwikkelingen richting te geven.” Voor ‘pure marktkrachten’ is dit niet-blijken evident, want die puurheid bestaat niet; markten zijn instituties door mensen gemaakt, bestuurd en gemanipuleerd. Voor sturend politiek beleid, is de bewering vierkant fout. Kijken we even over de landsgrenzen: Denemarken en Duitsland hebben met een doordacht sturend beleid vele technologie voor hernieuwbare elektriciteit op tien jaar tijd marktrijp gemaakt. Beide landen hebben bewust atoomkernenergie afgewezen (Denemarken in 1978; Duitsland in 2011).
Het echt zorgwekkende van deze waardeloze ecorealiteit, is dat ze aanzet tot verlamming. Het is misdadig voortdurend koud water te gieten over de inzet, bewogenheid en volharding van de nieuwe generatie adolescenten die de redding van de mensheid te harte nemen. De oplossingen bestaan wel; ze liggen voor onze neus; we moeten ze alleen grijpen en ze doen groeien in de juiste richting, dit is de richting van een duurzame ontwikkeling, waarin alleen duurzame hernieuwbare energie past.
[i] https://aviwp.nilmedia.dev/~documents/atomic-power/20150100-atom-sustainability-assessment-of-nuclear-power-discourse-analysis-of-iaea-and-ipcc-frameworks/
[ii] https://en.wikipedia.org/wiki/Climatic_Research_Unit_email_controversy
[iii] Hoofdstuk 2 – Technical Annex sectie 2.A.2 – van het IPCC Speciaal Rapport 1.5°C (2018) geeft toelichting over IAM.
[iv] Voor detail: https://aviwp.nilmedia.dev/~documents/atomic-power/20170100-atom-positioning-nuclear-power-in-the-low-carbon-electricity-transition-at/ en https://aviwp.nilmedia.dev/~documents/atomic-power/20081100-ret-renewable-and-nuclear-power-a-common-future-at-1/
20190120 Economische welvaart zonder stabiel klimaat
20190120 Economische welvaart zonder stabiel klimaat?
Aviel Verbruggen, emeritus Universiteit Antwerpen
Fors en hardnekkig jeugdig protest tegen laks klimaatbeleid beantwoorden, lijkt een moeilijke karwei voor industrie en media. De ondertoon is dat de storm wel zal gaan liggen, en dat gewoon voortdoen (business-as-usual) met nog meer spin over klimaatmaatregelen volstaan. Maar zo varen Titanics hun ondergang tegemoet.
Het conflict Economie vs. Milieu.
In de jaren 1970/80 werden de milieuactie bewegingen gecounterd met de slogan ‘Je kan geen ecologisch paradijs bouwen op een economisch kerkhof’. De groei van de wildfauna in het economische rampgebied van Tsjernobyl, na de nucleaire catastrofe in april 1986, is een cynische ontkrachting van deze foute slogan. Het is meermaals gesteld dat de aarde zonder de mens best voort kan, maar de mens niet zonder de aarde. Of ‘economische welvaart zonder levenskrachtige natuur, gezond milieu, stabiel klimaat, veerkrachtige biodiversiteit, …’ is een gevaarlijke fictie. Dit beseffen jonge mensen het best wanneer ze hun eigen toekomst inschatten. Ze eisen het stopzetten van de economische roofbouw op de natuur en het milieu, vooral op de functies die het leven mogelijk maken (zoals een mild klimaat). De eisen vragen diepgaande koerswijzigingen, onmogelijk door te voeren zonder nieuwe visies, denkbeelden, politieke machtsverhoudingen, economische activiteiten, technologische prioriteiten en uitsluitingen.
Extra chemie in de Antwerpse haven
Het bestaande bestel worstelt tussen schip en kade, zoals ook de Antwerpse haven met de uitbreiding van de petrochemische activiteiten. Verschillende facetten van deze concrete worsteling zijn te lezen in De Standaard (19-20 januari 2019: E6-E7), onder de dubbele titel: KLIMAAT WORDT NIEUWE GROTE UITDAGING. Antwerpse havenchemie vindt haar tweede adem.
Dat de Europese chemie terug in de toekomst gelooft, is een opluchting voor havenbaas Jacques Vandermeiren, vanwege de miljarden investeringen en jobs.
Frank Beckx van de sectorfederatie Essencia (chemie & life sciences) is evident gelukkig, maar is beducht voor een strenger Europees klimaatbeleid, met ‘de kans dat er een rem wordt gezet op de groei van de chemie-industrie in Europa’. De investeerder (INEOS) waarschuwt dat ‘het klimaatbeleid in Europa het openstaande risico is’; ‘excessieve CO2– taksen’ of heffingen op ingevoerd schaliegas uit de VSA ‘zouden het investeringsproject geen goed doen’.
Klimaatneutrale chemieproductie
Nu de kwadratuur van de cirkel: hoe een technologie en massaproductie geheel afhankelijk van fossiele brandstoffen met onvermijdelijke CO2 productie en uitstoot, toch ‘klimaatneutraal’ verklaren? Enkele konijnen worden uit de hoed getoverd.
Jacques Vandermeiren vermeldt een McKinsey rapport waarin gesteld wordt dat ‘de bijkomende CO2-uitstoot van chemie-investeringen meer dan gecompenseerd wordt door CO2-reductie in sectoren die chemieproducten gebruiken om het energiegebruik te beperken.’ Hoeveel verdient een dure consultant met dubbeltellingen?
Frank Beckx verwacht dat de nieuwe INEOS installaties technologisch tot de laagste CO2-uitstoters zullen behoren. Deze verwachting is terecht, want op die wijze kan INEOS voldoende gratis vergunningen bekomen om CO2 uit te stoten zonder noemenswaardige financiële lasten. Het Europese beleid garandeert dit met het EU ETS (emissiehandel systeem) al minstens tot het jaar 2030. Een aantal grote vervuilers weten nog woekerwinst te slaan uit te ruim gratis ontvangen vergunningen.
Niettegenstaande deze realiteit, schrijft de redacteur van het artikel doodleuk: ‘vandaag kost een ton CO2 uitstoten bedrijven zo’n 25 euro.’ Ik zou graag eens de lijst zien van Europese industriële bedrijven die per 1 miljoen ton emissie ook zo’n 25 miljoen euro betalen. Geen één. De afrekening van het EU ETS systeem, met inbegrip van de woekerwinsten door bedrijven gemaakt, komt uiteindelijk terecht op de elektriciteitsfactuur van overwegend niet-ETS bedrijven, organisaties en huishoudens.
Zichzelf bedriegen met een tandeloos EU ETS brengt het klimaatbeleid geen stap vooruit. De prijs opjagen in het ETS treft vooral de niet-ETS elektriciteit gebruikers. Effectief de Europese industrie het mes op de keel zetten met hoge heffingen is ook geen goede aanpak, vanwege lekkage van emissies en beroving van financiële middelen nodig voor uitvinding, demonstratie, innovatie van koolstofvrije technologie en producten.
Groene circulaire chemie
Innovatie is het sleutelwoord. Veel wordt verwacht van de recyclage van CO2 opgevangen in uitlaatgassen, voor de aanmaak van kunststoffen. Maar het enthousiasme wordt bekoeld: ‘er gaat nog heel wat tijd overheen gaan’ en ‘een financieel steuntje in de rug’ is nodig.
Wyns (medewerker VUB) stelt dat de industrie te weinig doet om een lange-termijn visie te ontwikkelen, en dat de installaties van INEOS die twintig tot dertig jaar meegaan, futureproof zouden moeten worden gemaakt. Dit klinkt mooi, maar doet denken aan de nieuwe kolencentrales in Europa gebouwd, die ook Koolstof Opvang en Opslag (CCS) proof moesten zijn, maar er is geen enkele CCS gebouwd. Tevreden met een dode mus?
Tenslotte is Frederik Debrabander (Deloitte) optimistisch omdat het klimaatthema ‘hoog op de agenda staat bij grote industriële groepen, zeker in de chemie’.
Ik zou graag delen in dit optimisme, maar de blijde inkomst stoet voor de koolstof intensieve petrochemie van het verleden, stelt me niet gerust. En wellicht ook niet de protesterende jongeren.
20190101.KLIME.Welke energieveldslag heeft wie verloren.VT
20190101: ‘Welke energieveldslag heeft wie verloren?’
Aviel Verbruggen, energie- en milieueconoom, Universiteit Antwerpen (www.avielverbruggen.be)
Vooraan, in de laatste 2018 weekeinde editie van De Tijd, trekt de titel “We hebben de eerste energieveldslag verloren” tweemaal de aandacht van de lezer. De uitspraak is van Isabelle Kocher, CEO van ENGIE, tijdens een Tijd-interview in Parijs. Zulke titel maakt nieuwsgierig, want wie zijn “we”? en wanneer is “de eerste energieveldslag” gevoerd, en hoe is die precies verlopen? In het interview benoemt CEO Kocher “we” eerst als ‘Europa’, en nadien als een ‘collectieve verantwoordelijkheid’, wanneer de interviewers ENGIE’s positie bevragen. De energieveldslag blijkt te gaan over ‘de omschakeling naar een 100 procent duurzame energieproductie’. Het lijkt me nodig hier toch even te herinneren aan de feiten van de periode 2000-2015, waarin de energieveldslag van de omschakeling naar duurzame elektriciteitsproductie werd geleverd. Die feiten verklaren (gedeeltelijk) waarom Europa de slag verloren heeft, en nog meer de belangrijke rol van ENGIE (en haar soortgenoten) in dit verlies.
In 2000 bereidt de Europese Commissie de eerste richtlijn voor tot bevordering van de productie van hernieuwbare energie in de lidstaten. De Commissie, pas bekeerd tot markt en handel als de heilbrengende aanpak om CO2 emissies terug te dringen, wou ook een EU-brede handel in Groene Stroom Certificaten opzetten. Duitsland heeft dit plan tegengehouden, omdat het zelf al een doeltreffend en doelmatig stelsel had opgezet, om een breed gamma van hernieuwbare technologieën één voor één tot ontwikkeling te trekken. Gevolg was: de EU Commissie liet de keuze van steunsysteem over aan de lidstaten. Vlaanderen koos voor Groene Stroom Certificaten, wat geen technologische vernieuwing bracht, maar honderden miljoenen EUR superwinsten opleverde voor ENGIE en soortgenoten. Gelukkig ontwikkelde de Duitse locomotief (van lokale bewegingen en besturen, innovatieve bedrijven, en vooruitziende wetenschappers) binnen de tien jaar PV (elektriciteit leverende zonnepanelen) en windturbines tot marktrijpe technologieën. Vanaf 2010 ging de groei van beide productiemiddelen exponentieel vooruit. Veel te snel naar de zin van de gevestigde elektriciteitsbedrijven in Europa. Want wat hadden zij gedaan voor de energie transitie naar duurzame energietechnologie: oude kolencentrales met biomassa bijgestookt, of nog erger: nieuwe kolencentrales besteld en gebouwd (bv. ENGIE de 800MW centrale Rotterdam, in dienst genomen in 2015).
Na 2010 begrepen de Europese elektriciteitsbedrijven dat ze de hernieuwbare technologieën zeer fout hadden ingeschat, en hun marktverlies aanzienlijk kon worden. Een van hun antwoorden hierop, was de groei van kleinschalige en coöperatieve hernieuwbare energie insnoeren. De Magritte groep (met ENGIE – toen nog SUEZ.GDF – en EDF als gangmakers) hield een persconferentie op 19 maart 2014, met hun verlanglijstje voor de Europese regeringen en staatshoofden: negen aanbevelingen en drie voorstellen: een, voorkeur voor ‘rijpe hernieuwbare energie in de reguliere markt’, ‘voorrang aan het gebruik van bestaande competitieve capaciteit boven subsidies voor nieuwbouw’, en ‘herstel van de emissiehandel als vlaggenschip voor het klimaat- en energiebeleid’. Een goed verstaander begrijpt dat nucleaire en kolencentrales voorrang moesten behouden, en het ETS de woekerwinsten van de emissiehandel moest vrijwaren voor de energiebedrijven en grootindustrie.
Toenmalig EU commissaris Almunia heeft gewillig de Europese regels aangepast naar de wensen van de energiemonopolies. Het Duitse model van snelle groei van wind en zonnestroom werd ingesnoerd, met limieten aan de jaarlijkse toelaatbare toename. Als toetje voor de oude krokodillen van de energiesector kreeg het VK de toelating om aan de geplande nucleaire centrale Hinkley Point C een 35 jaar durende prijsgarantie van £92,5/MWh toe te kennen. Subsidies voor hernieuwbare initiatieven werden afgeschaft, tenzij het grootschalige projecten betreft door de energieconcerns ondernomen (zie de Belgische situatie vandaag).
Het gevolg van deze ingrepen was dat de Europese dynamiek in de hernieuwbare energie technologie een flinke knauw kreeg van binnenuit, zeker een belangrijke factor in het Europees verlies van de energieveldslag. En ENGIE was er volop in betrokken, niet “wij” en niet de “collectieve verantwoordelijkheid”.
Het artikel doet ook wenkbrauwen optrekken als CEO Kocher zich over energiebesparing een ‘roepende in de woestijn’ voelt. Dit doet denken aan de eerste echte energieveldslag, deze van de jaren 1973-1983. Toen brak het succes van energiebesparing de investeerders in te veel aanbodcapaciteit zuur op (België had 50% overcapaciteit in elektrische centrales, in de Noorse fjorden lagen veel olietankers te roesten, enz.). De roepende voor energiebesparing was toen niet te vinden bij de energieleveranciers. Integendeel, de forse ontwikkeling van energie-efficiëntie en de beginnende groei van hernieuwbare energie werden in de kiem gesmoord. Een ongelooflijke blunder in het licht van de bedreigingen van een veranderend klimaat.
Waarom is het nodig de ware toedracht van de energie geschiedenis tegen het licht te houden? Wie niet leert uit het verleden, zal voorzeker de oude fouten herhalen. De bedreigingen van een veranderend klimaat vereisen dringend en drastische verandering. Dit kan enkel als het inzicht en de leiders veranderen, zoals A. Einstein al aangaf: “we kunnen onze problemen niet oplossen met hetzelfde denken gebruikt wanneer we ze veroorzaakten.” Het artikel en CEO Kocher schijnen deze waarschuwing in de wind te slaan. De verantwoordelijkheden van het verleden juist duiden, zou een betere eerste stap zijn.
Wie meer over de 2014 restauratie wenst te vernemen, zie: Europe’s electricity regime: restoration or thorough transition.
20181004 Energiebeleid is vooral slecht subsidiebeleid
20181004 Energiebeleid is vooral slecht subsidiebeleid
20181004 Energiebeleid is vooral slecht subsidiebeleid (De Tijd)
Aviel Verbruggen
Het Belgisch en Vlaams energiebeleid is er vooral een van subsidies uitdelen. Gedoseerde subsidies voor nieuwe technologie zijn sociaal-economisch terecht en wenselijk. Maar subsidies voor een matuur en marktfalend energieaanbod verarmen de burgers.
Redacteur Bart Haeck vermeldt in zijn analyse over het energiebeleid de vele energiesubsidies (De Tijd, 29 september). België gooit met grote bedragen alsof die niet op de factuur van de elektriciteitsgebruiker belanden. Het is een van de opmerkelijk scheefgegroeide politieke uitwassen in België.
Energiesubsidies zijn een chronische ziekte. De belangrijkste uit het verleden zijn de langdurige en steeds oplopende subsidies voor de kolenwinning in Wallonië en in Vlaanderen. Die zijn in mei 1989 gestopt toen Vlaams minister Norbert De Batselier (sp.a) op basis van wetenschappelijk onderzoek de beslissing nam de laatste Kempense mijnen te sluiten.
De tweede energiesector die grote steun ontving en nog steeds ontvangt, is de kernenergie, en dat vanaf de opening in 1953 van het SCK (Studiecentrum voor Kernenergie) in Mol. Zolang het onderzoek innoverend en beloftevol was, waren dit verantwoorde subsidies. Zodra het onderzoek voorbij is en de producten en de technologie ervan in de markt zijn gelanceerd, zijn blijvende subsidies geldverkwisting, sociaal en economisch onverantwoord.
Balans
Geld voor de verwerking van nucleair afval en het maatschappelijk aanvaarden van onverzekerbare risico’s zijn in strijd met het principe de vervuiler betaalt. Ze staan goede afwegingen bij de keuze van investeringen in elektrische productiemiddelen in de weg. Als glashelder blijkt dat de maatschappelijke kosten-batenbalans van kernenergie negatief is en dat de nucleaire technologen geen degelijke oplossingen voor afval en risicobeheer leveren, dan moet een overheid de subsidiekraan voor dit gevaarlijk technologisch avontuur dichtdraaien.
Niet zo in België anno 2018, waar het Myrrha-project van het SCK de komende jaren 1,6 miljard euro krijgt. Al jaren dweilt het SCK bevriende landen af om mee te doen aan het project, maar die houden hun geldbeurs gesloten.
Na de EU richtlijn over de bevordering van hernieuwbare energie (2001) was het aan de drie Belgische gewesten (Brussel, Wallonië en Vlaanderen) om een beleid uit te stippelen. Stroom uit wind en zon halen was mogelijk. Vlaanderen had in de jaren 1980-90 met Windmaster een vooruitstrevende windmolenbouwer, wiens prestaties aan de kop van het peloton stonden. IMEC was pionier in het fotovoltaïsch onderzoek.
Verkwisting
In 2001 was steun aan beloftevolle technologieën terecht, wenselijk en mogelijk. De gewestregeringen hebben er echter een potje van gemaakt en waren potdoof voor verwittigingen uit wetenschappelijke hoek dat ze een groteske geldverkwisting aan het opzetten waren.
Door de groenestroomcertificaten is meer dan 1 miljard euro vergooid aan dubieuze biomassaprojecten zonder technologische toegevoegde waarde. De steun voor zonnepanelen is helemaal ontspoord door veel te lang te hoge subsidies aan de investeerders toe te kennen, het gevolg van lichtzinnige beslissingen, zonder kennis van zaken. De overheid luisterde niet naar studies en rapporten die de vinger op de wonde legden en gaf geen blijk van een industriële visie.
Denemarken en Duitsland hebben in 2001 een industrieel technologische visie voor de ontwikkeling van wind- en zonnestroom uitgerold. Via een financiële constructie verwant met het krediet voor de bouw of aankoop van een woning, waarmee veel huishoudens vertrouwd zijn, werd de stroom van windturbines en zonnepanelen aangekocht tegen prijzen die jaarlijks werden aangepast. Die prijzen weerspiegelden de gestage voortuitgang van de technologische ontwikkeling van de afzonderlijke technieken. Deense en Duitse huishoudens betalen voor deze technologische steun via de elektriciteitsrekening, en klagen daar niet over. Alleen de grootindustrie en elektriciteitsmaatschappijen hebben er zich tegen verzet en het actief gesaboteerd.
De wereld mag de Deense en Duitse huishoudens dankbaar zijn dat ze wind en zon, de twee meest beloftevolle technieken van duurzame stroom, in tien jaar tijd tot volle rijpheid hebben gebracht. Voor beide technieken is een verdere subsidie voor de aanschaf en de installatie overbodig en nefast. Maar opnieuw is deze boodschap de Belgische politici ontgaan.
Onzinnig
Zeker, de steun voor zonnepanelen op de daken van huizen is – terecht – gestopt. Maar de Vlaamse groene certificaten zijn zo onzinnig krom dat grote projecten van bedrijven nog rijkelijk subsidies krijgen. Engie ontvangt meer dan 4 miljoen euro per jaar voor de productie van het 99MW Kristal Solar Park in Lommel. Zonnepanelen zijn een kleinschalige modulaire techniek, perfect geschikt op daken van gebouwen. Grootschalige projecten van zonnepanelen zijn enkel gunstig om de gevestigde elektriciteitsbedrijven in de markt te houden, en dat met subsidiëring door de Vlaamse overheid.
De windparken op zee staan in de Noordzee. Ook daar is de technologie rijp genoeg om zonder subsidies stroom te produceren zonder. In oktober 2017 zetten de bevoegde ministers een hoge borst op dat ze 3,9 miljard subsidie bespaarden door de prijsgarantie te verminderen van 125 euro/MWh naar 79 euro/MWh. Het was onduidelijk hoeveel miljard aan steun er toch nog wordt toegestoken. Hopelijk wordt de Europese toelating om tot 3,5 miljard euro overheidssteun uit te trekken voor windmolens op zee niet als een plicht beschouwd.
20180728 Klimaatbeleid door vooruitstrevende energietransitie
20180728 Klimaatbehoud door vooruitstrevende energietransitie
20180728 Klimaatbehoud door vooruitstrevende energietransitie
Aviel Verbruggen, emeritus hoogleraar Universiteit Antwerpen
www.avielverbruggen.be
De komkommerdagen van 2018 zijn hectisch. Trump schiet weer de hoofdvogel met “Wat je ziet en wat je leest, is niet wat aan het gebeuren is.” J-C. Juncker gniffelt dat hij Trump terug met de voeten op de aarde heeft getrokken. Israël zet de nazi’s een neus met de creatie van een puur fascistische staatsvorm; de internationale politiek negeert de noodkreet van Daniël Barenboim. De aarde bakt onder alsmaar hogere temperaturen, maar we vliegen met miljoenen rond de aardbol. Wie bezorgd is om de kleinkinderen, is radeloos. Waar vinden we houvast en oplossingen? De snelle doorbraak van duurzame hernieuwbare energie is het belangrijkste lichtpunt van hoop. Beter inzicht in hoe energie transities verlopen helpt om snel de juiste paden te kiezen.
Energietransities bepalen de geschiedenis
Energie is het substraat en de drijfkracht van iedere beschaving. Andere energiebronnen scheppen het draagvlak voor andere beschavingen. De industriële revolutie van de 18e-19e eeuw is gebouwd op de omzetting van warmte (uit steenkool, olie en gas) in kracht (elektriciteit, mobiliteit). Europa en de VSA tekenden de mondiale lijnen van macht, bezit en instituties, gespijsd door een stijgende, steeds massalere inzet van fossiele brandstoffen. Verbranding van koolstof houdende brandstof vormt onvermijdelijk koolstofdioxide (CO2). De jaarlijkse omzet van ca. 12 miljard ton brandstoffen stoot jaarlijks ca. 36 miljard ton CO2 in de atmosfeer. Klimaatverandering is dagelijks nieuws, maar de absolute onomkeerbaarheid ervan blijft onderbelicht.
Direct uit de omgeving geplukte zon-, wind- en water-energie revolutioneert nu de energievoorziening ingrijpender dan ooit. Daardoor ontstaat tumult bij de aanpassing en omschakeling van samenlevingen. Het goede nieuws: direct elektriciteit plukken uit de omgeving van de zon en de wind is al sinds jaren goedkoper dan fossiele brandstoffen delven en pompen, verschepen en opslaan, raffineren en verdelen, verbranden, schadelijke gasuitstoot ‘wassen’, afval wegwerken, koeling van machines, enz. Steeds meer huishoudens en investeerders zien het zitten om slapend energie te plukken met minimale vervuiling. Het gaat al snel, maar niet snel genoeg om onomkeerbaar verlies van een stabiele atmosfeer en klimaat te vermijden. We kunnen leren uit de ‘gemiste’ kans op een duurzame energietransitie in de periode 1973-1985, opdat de mensheid haar ‘laatste’ kans vandaag niet verknoeit. De langzame aanloop naar hernieuwbare energie en hogere energie efficiëntie in de jaren 1973-1983, is na 1983 in de kiem gesmoord. De belangen in fossiele brandstof zijn reusachtig; de macht en luxe van de rijken en rijke landen zijn er met verweven.
In de jaren 1990 ontwikkelde het slimme beleid van enkele landen (Duitsland, Denemarken) de technologieën voor wind- en zonnestroom op voortvarende wijze, nu beschikbaar voor alle mensen en landen ter wereld. De energietransitie van de ‘laatste’ kans naar duurzame zon, wind, water, geothermie is niet meer tegen te houden, zoals enkele eeuwen geleden de stoommachines niet te stoppen waren. Maar inertie, sabotage, conflicten, en oorlogen remmen diepgaande verandering sterk af. Echter, tijdverlies is dramatisch vanwege de onomkeerbaarheid van klimaatverandering.
Fossiele brandstoffen in de bodem houden
Fossiele brandstoffen in de aardkorst vasthouden is een cruciale component van de duurzame energietransitie, maar schrikwekkend. Al jaren evolueert de olie & gas geopolitiek naar de opdeling tussen ‘VSA bevriende’ en ‘VSA vijandige’ olie & gas exporterende landen. Bevriende landen zijn Saudi-Arabië, de emiraten, e.d. omdat Amerikaanse belangen er grof geld mogen verdienen, en een flink deel van de inkomsten uit olie & gas verkoop terugvloeit naar wapenaankopen in de VSA. Midden-Oosten olie & gas mag duur zijn, want West-Europa, Japan, China zijn de belangrijke kopers.
Vijandig zijn Iran, Venezuela, Rusland, Soedan, voorheen Irak, Libië, … Hun olie & gas wordt uit de wereldmarkt gestoten door embargo’s, of door militaire conflicten die hun olie & gas industrie verlammen (Irak, Libië). Aanslepende interne conflicten zijn voor de VSA financieel goedkoper, want op de ellende van de bevolking staat geen prijs.
De Europese gasinvoer is een mooi schouwtoneel van hoe de VSA de belangen van haar olie & gas industrie vooropstelt. Onder Obama waren de VSA politiek actief om Russische aardgas te dwarsbomen, met bevordering van schaliegas en invoer van vloeibaar gas (LNG) uit bevriende landen, de VSA incluis. Het NATO optreden van Trump en het aankooplijstje aan Juncker bezorgd, tonen hoe zwaar de VSA olie & gas belangen wegen. De Duitse industrie wilt Noordstroom 2 (een tweede directe gaspijplijn tussen Rusland en Duitsland) om zich te verzekeren van goedkoop Russisch aardgas, maar de uitslag van het armwringen hierrond is onzeker.
Deze energietransitie component is schrikwekkend, maar onvermijdelijk: olie & gas moeten in de aardkorst blijven. Het gevecht over wie de laatste liters mag verkopen, zal niet vredig verstillen. Oorlog tegen en in Iran is een mogelijks verdere fase in deze geopolitieke conflicten. Dringend en doortastend alle energie uit duurzame, hernieuwbare bronnen halen, maakt de olie & gas conflicten sneller zinloos, en de wereld vreedzamer.
20180303 Vragen bij S.Pinker interview in De Standaard 3 maart 18
20180303 Steven PINKER interview in De Standaard p.38-40
De woordkramerij van S. Pinker in vraag stellen
Aviel Verbruggen, Universiteit Antwerpen
Wie kranten leest, moet nu en dan doorslikken als er foute of ondoordachte uitspraken in gedrukte vorm verschijnen. Een lezer reageert pas als het te gortig wordt. Dit was mijn ervaring met het interview Steven PINKER.
Om niet als Pinker te spreken met sterke, maar foute uitspraken buiten het eigen vakgebied, beperk ik me tot de passages waar hij het over energie heeft. Hier geldt: schoenlapper blijf bij je leest.
Pinker ontkoppelt entropie van energie, en stelt: “Dat betekent dat alleen de energie en de intelligentie de mens beletten dat alles uiteenvalt.” Erg kort door de bocht, want energie is er altijd en overal, zowel bij positieve als bij negatieve ontwikkelingen. Zo is de atoombom de sublimatie van vrijgegeven energie waardoor “alles uiteenvalt”.
Verder lezen we dat “de risico’s van kernenergie buitengewoon klein” zouden zijn. Het blijft een raadsel waarom de mondiale herverzekeringsondernemingen geen jaarlijks vette premies willen opstrijken om die buitengewoon “kleine risico’s” te dekken. Vergissen die topteams van verzekeringsexperts zich, of slaat Pinker de bal mis?
Het interview eindigt met: “Het zou fantastisch zijn als zon en wind in alle energiebehoeften van de wereld konden voorzien. Maar ik heb nog geen enkele analyse gezien die aangeeft dat het kan.” Had Pinker zich enigszins over energie geïnformeerd, wist hij dat hernieuwbare energie meer is dan enkel zon en wind, ook al worden die twee de centrale bronnen in de toekomst. Analyses die aantonen dat hernieuwbare energie alle energienoden van een duurzaam ontwikkelde mondiale samenleving kunnen voldoen, nemen jaar na jaar in aantal toe. Mag ik hem verwijzen naar het IPCC speciaal rapport van 2012 (Renewable Energy Sources and Climate Change Mitigation, 1075 blz., Cambridge University Press), waarin uit alle beschikbare wetenschappelijke evidentie toen al werd afgeleid ‘dat het kan’. Vandaag gaat de technologische ontwikkeling van hernieuwbare energie en aanverwante technieken adembenemend snel, terwijl de kernenergie met een steeds zwaarder passief van opgetreden en toekomstige risico’s de dieperik ingaat
Ook bij niet-energie passages (bv. het relativeren van grote ongelijkheid in bezit en inkomen, of van de dreiging uitgaande van kernwapens, of van de burgeroorlog in Noord-Ierland toch deel van het VK) in het interview, heb ik grote vragen maar die zal ik doorslikken omdat ik daarin geen specialist ben.
20180226 DeStandaard België heeft het licht nog niet gezien
20180226 België heeft het licht nog niet gezien
Opinie in De Standaard p.30-31
Aviel Verbruggen, Emeritus hoogleraar energie- en milieueconomie (UAntwerpen)
Het politieke getouwtrek over een zoveelste energiestudie leidt nergens toe. Als politici onze energietoekomst willen veiligstellen, moeten ze het over een andere boeg gooien, schrijft AVIEL VERBRUGGEN.
Elektrische stroom is onmisbaar voor alle huishoudens, scholen en bedrijven. De stroom beweegt razendsnel over het West-Europese hoogspanningsnet, waaraan honderdduizenden producenten stroom leveren en waarvan honderden miljoenen klanten stroom afnemen. Opslag van elektrische stroom is onmogelijk, waardoor een energiehulpje nodig is, zoals waterstof, chemische energie in een batterij, of waterkracht in pompcentrales. Die hulpjes, die al lang voorhanden hulpjes zijn, zijn onlangs vanonder het stof gehaald. De versnelde opmars van innovatie en daling in kostprijs kon beginnen.
De opmars volgt op de ontluikende industriële revolutie van de hernieuwbare elektriciteit die uit de omgeving is geplukt. In het verleden kenden we alleen natuurlijke waterkracht. Vandaag zijn de natuurstromen wind en zonlicht aan zet om zonder omwegen stroom uit de omgeving te halen. Die praktijk verwijst de op vuur gebouwde energie revolutie van de 18de eeuw naar de geschiedenis. Elektriciteit uit vuur is een lange keten, met gevaarlijke en vervuilende stoomketels, reactoren en omzettingen die de helft tot twee derde van de energie als afvalwarmte in de omgeving lozen.
De doorbraak van hernieuwbare stroom gaat razendsnel. Veel te snel voor de gevestigde elektriciteitsproducenten die vandaag nog nieuwe kolencentrales openen. In 2014 had hun gelobby bij de Europese Commissie succes. Het Duitse model van innovatiesteun aan hernieuwbare energie werd verboden, en er werden voor miljarden euro’s subsidies toegestaan voor ouderwetse Frans-Chinese kerncentrales in Engeland. Sindsdien zakt Europa weg uit de kopgroep van hernieuwbare energie.
Maar de hernieuwbare-energie-technologie gaat onhoudbaar snel vooruit, en de kostprijs per geproduceerde kWh even snel omlaag. Om de hernieuwbare stroom bij de klanten te brengen, moeten de stroomnetten en opslagcapaciteit dringend worden uitgebouwd.
Vage doelstellingen
In plaats van de krachtlijnen naar een toekomstgerichte energiesector uit te tekenen, verzanden de EU instellingen in een steriele afweging van drie onduidelijk omschreven doelstellingen:
- Betaalbaarheid of competitiviteit.
- Veiligheid of leveringszekerheid.
- Duurzaamheid of een lage koolstofuitstoot.
Als je ondertekende internationale verdragen respecteert, in het bijzonder Rio 1992, moet je de volle inhoud van die begrippen aanvaarden en ze in de juiste volgorde plaatsen.
Duurzame Ontwikkeling zou op de eerste plaats moeten staan. Als je die doelstelling toepast op de energievoorziening is er geen plaats meer voor nucleaire stroom, want die werkt de volle ontplooiing van hernieuwbare stroom tegen. We moeten stoppen met steenkool, aardolie en aardgas op grote schaal te gebruiken, en moeten die vervangen door hernieuwbare stroom die geplukt is uit de omgeving.
Met ieder stap naar meer duurzaamheid verhoogt de zekerheid van de energievoorziening, want we worden minder afhankelijk van de riskante en dure atoomketen en van buitenlandse fossiele bronnen. De technologische innovaties en de herinrichting van de samenleving in duurzame zin verzekeren dat de energietransitie betaalbaar is.
Het politieke spel met cijfers van studies die scenario’s afvuren, zal niet tot de goede oplossingen leiden voor ons land (DS 22 februari). Om een draagvlak te creëren, zijn enkele stappen in de andere richting nodig.
Moeilijke berekening
De politieke overheid zou het best gebruik maken van instrumenten en instituties die geschikt zijn om besluitvorming rond elektriciteitsvoorziening vakkundig te ondersteunen. Om de zekerheid van de elektriciteitsbevoorrading te kunnen berekenen, moet je over specialistische kennis beschikken over elektriciteit, dat speciale eigenschappen heeft – razendsnel, Europees geïntegreerd, geen simpele opslag. Die berekening is essentieel om beslissingen te nemen, maar ze is niet simpel. Alleen Elia beschikt over de modellen, data en deskundigheid om die berekeningen voldoende betrouwbaar uit te voeren. Aanvullend is een goede schatting van de kosten nodig. Ook daarvoor bezit Elia de beste kennis.
Elia is dan wel een cruciale schakel in de levering van stroom in België, het is geen overheidsinstituut. Om het publieke belang te bewaken bij de uit te voeren studies, verdient een deskundige overheidsinstelling de voorkeur. Regulator CREG is hiervoor het meest aangewezen.
Als je de ontwikkelingen van de elektriciteitsvoorziening wil volgen, moet je er constant mee bezig zijn. Je kijkt het best elk jaar opnieuw wat de stand van zaken is op het vlak van techniek en welke investeringen nodig zijn. Een jaarlijkse rapportering aan het parlement zou geen overbodige luxe zijn. Zo komt informatie op het juiste moment boven en kunnen politici beslissingen nemen wanneer het nodig is. Anders worden die toch ongedaan gemaakt door hun opvolgers.
Cijferdansen rond de elektriciteitsvoorziening
20180209 De TIJD Opinie: Cijferdansen rond de elektriciteitsvoorziening
Het spel met modellen en cijfers voor onze elektriciteitsvoorziening neemt bedenkelijke vormen aan. Dit roept vragen op als: zijn die modellen en cijfers betrouwbaar? En nog belangrijker: gaan ze over de echte vragen om onze energietoekomst veilig te stellen? Het antwoord is twee keer neen.
Door Aviel Verbruggen, emeritus professor energie- en milieu-economie, Universiteit Antwerpen
Wie de discussie over de kernuitstap in België volgt stelt zich bloot aan een cijferindigestie. Zeker als eenzelfde instituut (EnergyVille) eerst de kernuitstap als duur en kort nadien als goed te betalen bestempelt. Dezelfde modellen, gevoed met andere veronderstellingen, en de uitkomsten plooien gewillig mee. Er zijn andere, gespecialiseerde modellen nodig.
Tot de eeuwwisseling stelden Electrabel-SPE de ‘Uitrustingsplannen in elektrische productiemiddelen’ op. Vanaf 1981 ondergingen deze plannen een maand lang een hoorzitting, waardoor de burgerlijke samenleving inzicht en inspraak kreeg in de plannen. De plannen werden door sectorexperten gemaakt met behulp van modellen die de werking van het Belgische elektrisch systeem wetenschappelijk verantwoord weergaven. Wie met de sector in discussie ging, kon maar beter beschikken over kennis en modellen die de twee cruciale zaken van een geïntegreerd elektrisch productiepark met vele centrales nauwkeurig berekenen.
Ten eerste, de betrouwbaarheid van het park om ieder uur (kwartier, minuut) van het jaar aan de vraag naar elektriciteit te voldoen. Ten tweede, de werking en de ermee gepaard gaande uitgaven van iedere centrale met haar specifieke kenmerken.
Goede maatstaven van betrouwbaarheid zijn nodig om te weten wanneer er bijkomende investeringen in capaciteit nodig zijn. Goed inzicht in werking en kosten is nodig om te weten welke soort centrale van welke grootte het meest voordelig is om toe te voegen.
Onderbouwd
Om de vermelde berekeningen te kunnen uitvoeren zijn gespecialiseerde modellen nodig, zonder dewelke cijfers en uitspraken over de toekomstige voorziening van elektriciteit niet wetenschappelijk onderbouwd zijn.
Het TIMES-model dat EnergyVille benut en de modellen van het Planbureau zijn géén gespecialiseerde elektriciteitsvoorzieningmodellen. Cijfers die eruit voortkomen zijn dus uiterst voorzichtig te hanteren.
Na de eeuwwisseling werd de elektriciteitsvoorziening in België ingewikkelder. De Belgische bedrijven Electrabel en SPE zijn herleid tot een onderdeel van de Franse multinational Engie en het staatsbedrijf EDF. De EU-richtlijn over de Europese eenheidsmarkt werd omgezet in Belgische wet op 29 april 1999.
Nu levert de Europese markt stroom aan consumenten die de prijs (kunnen) betalen. Over de bouw en werking van nieuwe centrales beslissen privébedrijven, over de installatie van zonnepanelen ook huishoudens en overheidsinstellingen.
Wispelturige politici
Genomen beslissingen gelden voor vele tientallen jaren, met grote onzekerheden in een snel veranderlijk decor van nieuwe technologieën, onmeetbare nucleaire en klimaatrisico’s, een onstandvastig regulerend kader, en wispelturige politici.
Een langetermijnkader verschaffen is een grote uitdaging. Dit kader moet immers zowel robuust als flexibel zijn, in een omgeving die snel verandert door de doorbraak van wind- en zonnestroom direct geplukt uit de omgeving. De dure en gevaarlijke omweg om elektriciteit te bekomen via stoom uit kolenbranders en nucleaire reactoren, stoomturbines en koeltorens is een verhaal van het verleden.
Het nieuwe kader vorm geven en toezicht houden op de markt en haar spelers, is volgens de Belgische wet de opdracht van regulator CREG, die nu blijkbaar gekortwiekt is.
Waar is de hoogstaande Belgische expertise in elektrische systeemplanning en werking gebleven? Een deel is door Engie opgenomen, een deel is bij Elia ondergebracht en het publieke deel werd al in 1986 geaborteerd door een Tractebel-kabinetslid van Guy Verhofstadt.
Voor de wetenschappelijk verantwoorde berekening van de betrouwbaarheid van de Belgische stroomlevering, en de laagstekostenoplossingen, is beroep op buitenlandse kennis en modellen aan te raden. Het kenniscluster dat de Belgische belangen in de oefening waarneemt, bestaat best uit een ‘tijdelijke vereniging’ CREG-Elia die bijdragen van andere Belgische instituten kan inlassen.
Veilige energietoekomst
Met de geschikte wetenschappelijke instrumenten betrouwbare berekeningen uitvoeren, is één ding. Beleidsbeslissingen nemen is echter meer dan dat, maar ook hier kan wetenschap een helpende hand reiken.
In de hoorzittingen van 1982 over de elektrische uitrustingsplannen brachten onafhankelijke wetenschappers de methodiek van ‘beslissen onder onzekerheid’ in het overlegproces. Deze methodiek was ook zeer behulpzaam in mei 1989 om het aanslepende dossier van de sluiting van de Kempense Steenkoolmijnen te beslechten (De Tijd, 3 februari). Voor problemen met onomkeerbare effecten zoals nucleaire energie en klimaatverandering, is de methodiek onmisbaar.
Maar ook deze methodiek is geen automatische piloot. Om brokken te vermijden blijft een kader van politieke prioriteitstelling en beraadslaging noodzakelijk. Duidelijke bakens zijn nodig. Bijvoorbeeld: blijven we naar de toekomst kijken met de paardenbril van het verleden, of kijken we vanuit de noodzakelijke en wenselijke toekomst hoe we daar geraken, vertrekkend van de huidige toestand? Nemen we duurzame ontwikkeling ernstig, of enkel als rookgordijn?
Om duurzaamheid ernstig te nemen, is het EU-trilemma tussen duurzaamheid, zekerheid en betaalbaarheid van de energie contraproductief. Het gaat hier eerder over een cascade: eerst duurzaamheid, dan volgt zekerheid hieruit automatisch, en betaalbaarheid wordt iedere dag duidelijker door de technologische successen van de hernieuwbare energie.
Wanneer eindigt de Belgische energie vaudeville?
2017 12 18
Vier ministers (2MR, 1CDH, 1VLD) gaan akkoord over een energiepact: de Belgische atoomcentrales zouden sluiten tegen 2025 om volle ruimte te geven aan hernieuwbare elektriciteit. NVA verwerpt het pact na bezwaren van het Belgische VBO, hoewel het Vlaamse VOKA het pact aanvaardt. Welke kat vindt nog haar jongen in dit getouwtrek? Misschien helpt enige duiding.
Een intentieverklaring is geen energieplan.
Belgisch energiebeleid lijkt beperkt tot politici die voorstellen wat zou moeten gebeuren. Intenties uiten is gemakkelijk; toekomstige politici wijzigen ze ook gemakkelijk . Maar degelijk beleid steunt op – moeilijke – strategische planning (van de kwaliteit zoals beoefend bij goed draaiende en grote bedrijven). Dit houdt in: weten waar we staan, juiste doelen of doelrichtingen, instrumenten en acties voor verandering. Voor voldoende nauwkeurig inzicht over de toekomst van de elektriciteitsvoorziening zijn beproefde technisch-economische modellen nodig. In de jaren 1980/90 ontwikkelde ik dergelijke modellen. Toen waren de problemen redelijk behapbaar, want het Belgisch elektrisch systeem werkte hoofdzakelijk los van de buurlanden, en bijna alle elektrische centrales waren op bevel in/uit schakelbaar. Vandaag is modelleren veel moeilijker: het Belgisch elektrisch systeem vormt meer en meer een onderdeel van het Europese systeem, en de elektrische stroom wordt geheel hernieuwbaar, hoofdzakelijk geplukt uit wind en zonlicht stromen naargelang de natuur ze aanbiedt. Deze industriële revolutie snijdt vele keren dieper in de gehele samenleving dan ooit beleefd. Ze is heilzaam en snel nodig voor een leefbare toekomst waarin de menselijke soort nog kan gedijen. Maar ook een armlastige ervaring voor wie is opgegroeid in een bevel-cultuur ten aanzien van de natuur, al bieden vraagbeheer en nieuwe opslagmogelijkheden van omgezette elektrische stroom voldoende respijt.
Belgische wetenschappers lijken hopeloos voorbijgestreefd door de realiteit, en beschikken niet over de modellen om een degelijk elektrisch plan te ontwikkelen. Het is niet ELIA’s taak. Kunnen CREG, VREG, Planbureau, ministeries, studiecentra, enz. de middelen samenvoegen om hoger te reiken? Het EU centrum in Petten ontwikkelt nieuwe modellen met Europees bereik.
Onverwachte eensgezindheid over kernuitstap
Minister Marghem is niet gekend voor een onafhankelijke positionering in energiezaken. Haar raadgevers weten dat steun voor de kernuitstap in 2025, ENGIE-ELECTRABEL niet ongelegen komt.
Na het (te late) besef dat atoomenergie een dood spoor is en alle elektriciteit hernieuwbaar zal zijn, zocht ENGIE een nieuw bedrijfsmodel voor een grootschalig bedrijf. Huishoudens met zonnepanelen op het dak en coöperatieven met groepsprojecten, zijn voor ENGIE aanvaardbaar als randverschijnsel, maar niet om de sector te leiden. ‘Big business’ elektriciteit betekent voorrang aan grootschalige windparken op zee, MegaWatt zonnestroom installaties, e.d.
Omdat ENGIE achterstand had opgelopen en de atoominertie hen parten speelde, kwam het goed uit de oude atoomcentrales langer open te houden. De plek in de elektriciteitsvoorziening bezet door atoomcentrales kunnen ze nadien innemen met grootschalige hernieuwbare productie. Tegen 2025 is die invulling mogelijk. Naast dit strategisch doel, spelen twee andere factoren mee: de stijgende uitgaven om verouderde atoomcentrales draaiend te houden, en de nog meer stijgende risico’s die met dit draaien gepaard gaan. ENGIE vindt dat het in 2025 welletjes is geweest. Dus mevrouw Marghem kan zich sterk houden.
De onverwachte alliantie NVA-VBO
De voorvaderen van de NVA vroegen me, af en toe, om als onafhankelijk wetenschapper het Belgische energiebeleid af te branden in lezingen voor de vrijdenkende Vlaamse hemelbestormers. ‘Macht corrumpeert’ was de eensgezinde overtuiging. Het waren leuke avonden.
Nu beschikt NVA blijkbaar over eigen ‘energie experten’, op goede voet met het VBO. Minister-president Bourgeois begrijpt weinig van de dynamiek van de hernieuwbare energiesector met zijn boodschap van “20 miljard besteed aan de stijging van 1,9% tot 6,4% hernieuwbare energie” als vooruitzicht voor de toekomst.
De CEO van BASF gaf een vlammend interview tegen het energiepact, uitvergroot door FEBELIEC (de club van de grote elektriciteit gebruikers in België). Enigszins onbegrijpelijk. FEBELIEC wil de prijs van de kWh elektriciteit laag, lager, laagst, tot onder nul euro. Ze schijnen niet te begrijpen dat de enige toekomst die dit doel naderbij brengt de snelle en algehele overgang is op hernieuwbare elektriciteit, direct geplukt uit de omgeving. De overvloed aan hernieuwbare energie zal op vele momenten negatieve prijzen voor elektriciteit brengen. Een grotere bedreiging dan brown-out/ black-out in de toekomstige stroomlevering is de yellow-up/red-burst door te hoge spanning. De grootindustrie wil geen eurocent mee betalen voor de zich ontrollende, fantastische industriële revolutie in de elektriciteitsvoorziening.
De 600 hectare BASF industriepark met 7,5 miljard investeringswaarde liggen wind-afwaarts het atoompark van DOEL. Niet evident in het vooruitzicht van de stijgende risico’s op een ernstig accident in DOEL. Wie gaat BASF vergoeden als de site onbruikbaar wordt door nucleaire besmetting? De mondiale verzekeringsmaatschappijen verzekeren geen nucleaire accidenten. Dit weet FEBELIEC toch ook. Oude atoomcentrales openhouden is een gevaarlijker sprong in het duister dan krachtig inzetten op de hernieuwbare energie ontwikkeling.
Klimaatverandering is onomkeerbaar en verwoestend; er is geen tijd te verliezen, zoals we al jaren doen. De alternatieven barsten uit hun voegen; stop alstublieft met ze af te remmen en in te snoeren.
Aviel Verbruggen, Universiteit Antwerpen
Verpletterende verantwoordelijkheid van een Falend Klimaatbeleid
Verpletterende Verantwoordelijkheid van een Falend Klimaatbeleid.
Aviel Verbruggen (www.avielverbruggen.be) 26 november 2017
Op de Rio top in 1992 verklaarden alle landen van de wereld zich bereid gevaarlijke klimaatverandering te mijden. Om de opdracht concreet te maken, houden de landen vanaf 1995 jaarlijkse conferenties, gekend als COP# (# = jaar van bijeenkomst). Het wetenschappelijk panel IPCC levert de nodige kennis, zodat de COP-leden goed weten in welke toestand planeet aarde zich bevindt, met jaarlijks meer evidentie dat groeiende klimaatverandering onomkeerbare schade aan alle leven op aarde veroorzaakt.
In 2006 oogstte N. Stern veel bijval met de noodzaak om dringend en drastisch te handelen. In Kopenhagen (COP15, 2009) stelden de belangrijkste politieke leiders van de wereld de opdracht op scherp met de richtwaarde van maximum 2°C temperatuur stijging (1,5° als streefwaarde). Ook zullen de rijke landen U.S.$100 miljard/jaar betalen aan de landen in ontwikkeling om acties te bekostigen en schade te compenseren.
Parijs (COP21, 2015) verpakte de beloftes opnieuw in een vaag verdrag, waar iedereen met akkoord kon gaan. De daarop volgende COP22 (2016) en COP23 (2017) zouden het vage verdrag moeten concretiseren. Veel gepraat doet de emissies van koolstofdioxide en methaan niet dalen, terwijl de klimaatverandering zo snel doorschiet dat ze zichtbaar en voelbaar is geworden, zonder raadpleging van IPCC’s dikke boekdelen.
Na drieëntwintig COPs blijft het mondiaal klimaatbeleid uiterst fragiel. Er bestaat geen inschatting van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de gespendeerde COP middelen, wat op zich al een veeg teken is. De COP-deelnemers beoordelen de eigen prestaties.
Het omzetten van het Rio verdrag in noodzakelijke acties is het hoofddoel van de COPs, en de acties moeten plaatsvinden in de landen. Maar duidelijke acties zijn vervangen door niet afdwingbare beloftes en aankondigingen die vervagen als zandkastelen wanneer de vloed opkomt. Oeverloze vergaderingen, bureaucratische teksten, compromissen geladen met persoonlijke gevoelens en relaties, ver weg van de miljarden mensen daarbuiten wiens talrijke en diverse dagelijkse beslissingen bepalen hoeveel miljoenen ton koolstofdioxide ze dag na dag aan de overladen atmosfeer toevoegen.
De COPs zijn arena’s voor confronterende belangen en inzichten van landen, bedrijven en NGOs. De landen hebben zich in blokken verenigd met de breuklijn tussen arm en rijk als belangrijkste. De lobbywerking van de transnationale energiebedrijven (olie, gas, steenkolen, elektriciteit) is tot in de COPs doorgedrongen, met resultaat: het Parijs Akkoord beantwoordt geheel aan hun behoeften. De NGOs zijn hopeloos verdeeld en leveren geen geloofwaardig alternatief op het internationale vlak. Sommige hebben zich vereenzelvigd met het COP proces en met de politiek van de EU. Het energie en klimaatbeleid van de EU wordt zelf in hoge mate gestuurd door de belangen van de multinationale energieconcerns (zie de 2014 EU richtlijnen voor steun aan hernieuwbare energie; zie de emissiehandel op maat van de bedrijven).
De slakkengang van de COPs vloekt met de noodzaak van drastische en dringende verandering. Er zijn geen tekenen van grondige koerswijziging in de komende jaren, zodat de COPs het internationaal klimaatbeleidsterrein blijven bezetten, in het belang van de transnationale energieconcerns. Dit is rampzalig, want de uitstoot van broeikasgassen moet snel en drastisch omlaag, wil menselijk leven op aarde aangenaam / mogelijk blijven.
Tegen dit rampzalig verloop, kunnen we enkel nog rekenen op de snelle groei van de hernieuwbare energie technologie (met wind en zonnestroom in de spits), die de vertragingsmaneuvers van de gevestigde energieconcerns wegveegt en het gewauwel van de COPs negeert.
Het opzetten van een passend mondiaal klimaatbeleid (Self-governance in global climate policy) is een mogelijkheid, maar dit blijft theoretisch zolang de oude belangen en visies domineren. Toch zou een beleid beantwoordend aan de elementaire criteria van publiek beleid, de omslag bespoedigen en minder lastig maken voor miljarden mensen.
Wie toch durft de verpletterende verantwoordelijkheid van het falende COP-beleid blijven dragen? De ontsnappingsroute ‘ik heb het niet geweten’, sluiten we beter af.
Is Belgische Noordzee windstroom karig gesteund?
20171029 Is Belgische Noordzee windstroom karig gesteund?
In De Standaard van 28-29 oktober 2017, Economie p.E7, draagt een kolomartikel van Wim Winckelmans de titel “4 miljard minder subsidies voor windparken”. Dit klinkt veelbelovend, maar een lezer vraagt zich dan toch af: hoeveel subsidies blijven er dan nog te betalen? Dit cijfer was niet direct te vinden. Wel staat er dat de prijsgarantie van €125/MWh daalt tot €79/MWh, en dit een besparing van 3,9 miljard euro oplevert. Ook laat Marghem uitschijnen dat ‘de befaamde windmolenparken van Borsele in dezelfde prijsklasse zitten’.
Dat vraagt toch om meer verduidelijking. De Nederlandse Rijksoverheid bericht (12 december 2016): “Het tweede windpark Borssele (700MW capaciteit) kan naar verwachting met slechts 0,3 miljard euro subsidie worden aangelegd en geëxploiteerd. Er was gerekend op een bedrag van 5 miljard euro.’
De drie nieuwe Belgische parken – Northwester 2, Mermaid en Seastar – hebben naar verwachting een samengetelde capaciteit van 732-768MW, dus iets groter dan Borsele II. Als België het groene stroom certificaten systeem blijft aanhangen, geldt de steun als een premie boven op de elektriciteitsprijs die de producenten van hun stroom kunnen bekomen op de groothandelsmarkt. Als het verschil van €46/MWh (=125-79) een bedrag van 3,9 miljard euro vormt, dan komt €79/MWh overeen met een totaal van 6,7 miljard euro steun.
Het kan zijn dat 0,3 miljard Nederlandse euro’s (voor 700MW) anders tellen dan 6,7 miljard Belgische euro’s (voor 732-768MW), maar meer duidelijkheid zou de toekomstige facturen van de Belgische huishoudens geen kwaad doen.