Search
Close this search box.

20190101: ‘Welke energieveldslag heeft wie verloren?’

Aviel Verbruggen, energie- en milieueconoom, Universiteit Antwerpen (www.avielverbruggen.be)

Vooraan, in de laatste 2018 weekeinde editie van De Tijd, trekt de titel “We hebben de eerste energieveldslag verloren” tweemaal de aandacht van de lezer. De uitspraak is van Isabelle Kocher, CEO van ENGIE, tijdens een Tijd-interview in Parijs. Zulke titel maakt nieuwsgierig, want wie zijn “we”? en wanneer is “de eerste energieveldslag” gevoerd, en hoe is die precies verlopen? In het interview benoemt CEO Kocher “we” eerst als ‘Europa’, en nadien als een ‘collectieve verantwoordelijkheid’, wanneer de interviewers ENGIE’s positie bevragen. De energieveldslag blijkt te gaan over ‘de omschakeling naar een 100 procent duurzame energieproductie’. Het lijkt me nodig hier toch even te herinneren aan de feiten van de periode 2000-2015, waarin de energieveldslag van de omschakeling naar duurzame elektriciteitsproductie werd geleverd. Die feiten verklaren (gedeeltelijk) waarom Europa de slag verloren heeft, en nog meer de belangrijke rol van ENGIE (en haar soortgenoten) in dit verlies.

In 2000 bereidt de Europese Commissie de eerste richtlijn voor tot bevordering van de productie van hernieuwbare energie in de lidstaten. De Commissie, pas bekeerd tot markt en handel als de heilbrengende aanpak om CO2 emissies terug te dringen, wou ook een EU-brede handel in Groene Stroom Certificaten opzetten. Duitsland heeft dit plan tegengehouden, omdat het zelf al een doeltreffend en doelmatig stelsel had opgezet, om een breed gamma van hernieuwbare technologieën één voor één tot ontwikkeling te trekken. Gevolg was: de EU Commissie liet de keuze van steunsysteem over aan de lidstaten. Vlaanderen koos voor Groene Stroom Certificaten, wat geen technologische vernieuwing bracht, maar honderden miljoenen EUR superwinsten opleverde voor ENGIE en soortgenoten. Gelukkig ontwikkelde de Duitse locomotief (van lokale bewegingen en besturen, innovatieve bedrijven, en vooruitziende wetenschappers) binnen de tien jaar PV (elektriciteit leverende zonnepanelen) en windturbines tot marktrijpe technologieën. Vanaf 2010 ging de groei van beide productiemiddelen exponentieel vooruit. Veel te snel naar de zin van de gevestigde elektriciteitsbedrijven in Europa. Want wat hadden zij gedaan voor de energie transitie naar duurzame energietechnologie: oude kolencentrales met biomassa bijgestookt, of nog erger: nieuwe kolencentrales besteld en gebouwd (bv. ENGIE de 800MW centrale Rotterdam, in dienst genomen in 2015).

Na 2010 begrepen de Europese elektriciteitsbedrijven dat ze de hernieuwbare technologieën zeer fout hadden ingeschat, en hun marktverlies aanzienlijk kon worden. Een van hun antwoorden hierop, was de groei van kleinschalige en coöperatieve hernieuwbare energie insnoeren. De Magritte groep (met ENGIE – toen nog SUEZ.GDF – en EDF als gangmakers) hield een persconferentie op 19 maart 2014, met hun verlanglijstje voor de Europese regeringen en staatshoofden: negen aanbevelingen en drie voorstellen: een, voorkeur voor ‘rijpe hernieuwbare energie in de reguliere markt’, ‘voorrang aan het gebruik van bestaande competitieve capaciteit boven subsidies voor nieuwbouw’, en ‘herstel van de emissiehandel als vlaggenschip voor het klimaat- en energiebeleid’. Een goed verstaander begrijpt dat nucleaire en kolencentrales voorrang moesten behouden, en het ETS de woekerwinsten van de emissiehandel moest vrijwaren voor de energiebedrijven en grootindustrie.

Toenmalig EU commissaris Almunia heeft gewillig de Europese regels aangepast naar de wensen van de energiemonopolies. Het Duitse model van snelle groei van wind en zonnestroom werd ingesnoerd, met limieten aan de jaarlijkse toelaatbare toename. Als toetje voor de oude krokodillen van de energiesector kreeg het VK de toelating om aan de geplande nucleaire centrale Hinkley Point C een 35 jaar durende prijsgarantie van £92,5/MWh toe te kennen. Subsidies voor hernieuwbare initiatieven werden afgeschaft, tenzij het grootschalige projecten betreft door de energieconcerns ondernomen (zie de Belgische situatie vandaag).

Het gevolg van deze ingrepen was dat de Europese dynamiek in de hernieuwbare energie technologie een flinke knauw kreeg van binnenuit, zeker een belangrijke factor in het Europees verlies van de energieveldslag. En ENGIE was er volop in betrokken, niet “wij” en niet de “collectieve verantwoordelijkheid”.

Het artikel doet ook wenkbrauwen optrekken als CEO Kocher zich over energiebesparing een ‘roepende in de woestijn’ voelt. Dit doet denken aan de eerste echte energieveldslag, deze van de jaren 1973-1983. Toen brak het succes van energiebesparing de investeerders in te veel aanbodcapaciteit zuur op (België had 50% overcapaciteit in elektrische centrales, in de Noorse fjorden lagen veel olietankers te roesten, enz.). De roepende voor energiebesparing was toen niet te vinden bij de energieleveranciers. Integendeel, de forse ontwikkeling van energie-efficiëntie en de beginnende groei van hernieuwbare energie werden in de kiem gesmoord. Een ongelooflijke blunder in het licht van de bedreigingen van een veranderend klimaat.

Waarom is het nodig de ware toedracht van de energie geschiedenis tegen het licht te houden? Wie niet leert uit het verleden, zal voorzeker de oude fouten herhalen. De bedreigingen van een veranderend klimaat vereisen dringend en drastische verandering. Dit kan enkel als het inzicht en de leiders veranderen, zoals A. Einstein al aangaf: “we kunnen onze problemen niet oplossen met hetzelfde denken gebruikt wanneer we ze veroorzaakten.” Het artikel en CEO Kocher schijnen deze waarschuwing in de wind te slaan. De verantwoordelijkheden van het verleden juist duiden, zou een betere eerste stap zijn.

Wie meer over de 2014 restauratie wenst te vernemen, zie: Europe’s electricity regime: restoration or thorough transition.