20180209 De TIJD Opinie: Cijferdansen rond de elektriciteitsvoorziening
Het spel met modellen en cijfers voor onze elektriciteitsvoorziening neemt bedenkelijke vormen aan. Dit roept vragen op als: zijn die modellen en cijfers betrouwbaar? En nog belangrijker: gaan ze over de echte vragen om onze energietoekomst veilig te stellen? Het antwoord is twee keer neen.
Door Aviel Verbruggen, emeritus professor energie- en milieu-economie, Universiteit Antwerpen
Wie de discussie over de kernuitstap in België volgt stelt zich bloot aan een cijferindigestie. Zeker als eenzelfde instituut (EnergyVille) eerst de kernuitstap als duur en kort nadien als goed te betalen bestempelt. Dezelfde modellen, gevoed met andere veronderstellingen, en de uitkomsten plooien gewillig mee. Er zijn andere, gespecialiseerde modellen nodig.
Tot de eeuwwisseling stelden Electrabel-SPE de ‘Uitrustingsplannen in elektrische productiemiddelen’ op. Vanaf 1981 ondergingen deze plannen een maand lang een hoorzitting, waardoor de burgerlijke samenleving inzicht en inspraak kreeg in de plannen. De plannen werden door sectorexperten gemaakt met behulp van modellen die de werking van het Belgische elektrisch systeem wetenschappelijk verantwoord weergaven. Wie met de sector in discussie ging, kon maar beter beschikken over kennis en modellen die de twee cruciale zaken van een geïntegreerd elektrisch productiepark met vele centrales nauwkeurig berekenen.
Ten eerste, de betrouwbaarheid van het park om ieder uur (kwartier, minuut) van het jaar aan de vraag naar elektriciteit te voldoen. Ten tweede, de werking en de ermee gepaard gaande uitgaven van iedere centrale met haar specifieke kenmerken.
Goede maatstaven van betrouwbaarheid zijn nodig om te weten wanneer er bijkomende investeringen in capaciteit nodig zijn. Goed inzicht in werking en kosten is nodig om te weten welke soort centrale van welke grootte het meest voordelig is om toe te voegen.
Onderbouwd
Om de vermelde berekeningen te kunnen uitvoeren zijn gespecialiseerde modellen nodig, zonder dewelke cijfers en uitspraken over de toekomstige voorziening van elektriciteit niet wetenschappelijk onderbouwd zijn.
Het TIMES-model dat EnergyVille benut en de modellen van het Planbureau zijn géén gespecialiseerde elektriciteitsvoorzieningmodellen. Cijfers die eruit voortkomen zijn dus uiterst voorzichtig te hanteren.
Na de eeuwwisseling werd de elektriciteitsvoorziening in België ingewikkelder. De Belgische bedrijven Electrabel en SPE zijn herleid tot een onderdeel van de Franse multinational Engie en het staatsbedrijf EDF. De EU-richtlijn over de Europese eenheidsmarkt werd omgezet in Belgische wet op 29 april 1999.
Nu levert de Europese markt stroom aan consumenten die de prijs (kunnen) betalen. Over de bouw en werking van nieuwe centrales beslissen privébedrijven, over de installatie van zonnepanelen ook huishoudens en overheidsinstellingen.
Wispelturige politici
Genomen beslissingen gelden voor vele tientallen jaren, met grote onzekerheden in een snel veranderlijk decor van nieuwe technologieën, onmeetbare nucleaire en klimaatrisico’s, een onstandvastig regulerend kader, en wispelturige politici.
Een langetermijnkader verschaffen is een grote uitdaging. Dit kader moet immers zowel robuust als flexibel zijn, in een omgeving die snel verandert door de doorbraak van wind- en zonnestroom direct geplukt uit de omgeving. De dure en gevaarlijke omweg om elektriciteit te bekomen via stoom uit kolenbranders en nucleaire reactoren, stoomturbines en koeltorens is een verhaal van het verleden.
Het nieuwe kader vorm geven en toezicht houden op de markt en haar spelers, is volgens de Belgische wet de opdracht van regulator CREG, die nu blijkbaar gekortwiekt is.
Waar is de hoogstaande Belgische expertise in elektrische systeemplanning en werking gebleven? Een deel is door Engie opgenomen, een deel is bij Elia ondergebracht en het publieke deel werd al in 1986 geaborteerd door een Tractebel-kabinetslid van Guy Verhofstadt.
Voor de wetenschappelijk verantwoorde berekening van de betrouwbaarheid van de Belgische stroomlevering, en de laagstekostenoplossingen, is beroep op buitenlandse kennis en modellen aan te raden. Het kenniscluster dat de Belgische belangen in de oefening waarneemt, bestaat best uit een ‘tijdelijke vereniging’ CREG-Elia die bijdragen van andere Belgische instituten kan inlassen.
Veilige energietoekomst
Met de geschikte wetenschappelijke instrumenten betrouwbare berekeningen uitvoeren, is één ding. Beleidsbeslissingen nemen is echter meer dan dat, maar ook hier kan wetenschap een helpende hand reiken.
In de hoorzittingen van 1982 over de elektrische uitrustingsplannen brachten onafhankelijke wetenschappers de methodiek van ‘beslissen onder onzekerheid’ in het overlegproces. Deze methodiek was ook zeer behulpzaam in mei 1989 om het aanslepende dossier van de sluiting van de Kempense Steenkoolmijnen te beslechten (De Tijd, 3 februari). Voor problemen met onomkeerbare effecten zoals nucleaire energie en klimaatverandering, is de methodiek onmisbaar.
Maar ook deze methodiek is geen automatische piloot. Om brokken te vermijden blijft een kader van politieke prioriteitstelling en beraadslaging noodzakelijk. Duidelijke bakens zijn nodig. Bijvoorbeeld: blijven we naar de toekomst kijken met de paardenbril van het verleden, of kijken we vanuit de noodzakelijke en wenselijke toekomst hoe we daar geraken, vertrekkend van de huidige toestand? Nemen we duurzame ontwikkeling ernstig, of enkel als rookgordijn?
Om duurzaamheid ernstig te nemen, is het EU-trilemma tussen duurzaamheid, zekerheid en betaalbaarheid van de energie contraproductief. Het gaat hier eerder over een cascade: eerst duurzaamheid, dan volgt zekerheid hieruit automatisch, en betaalbaarheid wordt iedere dag duidelijker door de technologische successen van de hernieuwbare energie.